Tijdschrift voor landschapsonderzoek

2025-3 Forum

Markgedwongen onteigenen

Gedwongen onteigening, zo verklaarde BBB- minister Wiersma dit voorjaar, is voor mij een per­soonlijke rode lijn. Daarbij doelde ze op onteigening vanwege milieuregels, met name die voor stikstof. Die weerstand is overdreven, want gedwongen onteigening vanwege stik­stof­emissies is uitzonderlijk, net zoals ge­dwongen onteigening in andere situaties, zoals de aanleg van een weg of stadswijk, waar het breed geaccepteerd wordt.

Toch is onteigening wel degelijk een groot probleem, maar dan niet het soort waar BBB op hamert. Het werkelijke probleem is de voortdurende onteigening die niet door de overheid, maar door de markt wordt afgedwongen.

 

Tussen 2000 en 2024 is het aantal agrarische bedrijven gehalveerd, van 97.000 tot minder dan 50.000, zonder dat daarbij het totale landbouwareaal beduidend afnam. We spreken dan van schaalvergroting, innovatie, of bedrijven die geen opvolger kunnen vinden. Maar dat zijn eufemismen voor iets dat steeds meer een dwangsituatie wordt. Veel oudere boeren zitten in de knel en veel jonge boeren, die graag een bedrijf zouden willen voortzetten of starten, kunnen niet genoeg kapitaal op tafel leggen of deinzen terug voor de intensiveringsrace die de landbouw is geworden.

 

Beleid tegen deze marktgedwongen onteigening kent drie speerpunten.

Ten eerste: meer ruimte voor regionale voedselketens, aansluitend op de vele initiatieven die daarvoor al bestaan. Lang niet alle producten hoeven uit de regio te komen en voedselzekerheid is een zaak die op veel grotere, vooral Europese schaal gerealiseerd moet worden. Maar voor veel voedselproducten zijn kortere ketens mogelijk en wenselijk, omdat ze beter zijn voor natuur en milieu, burgers positief betrekken bij hun omgeving en economische waarde toevoegen voor boeren.

Ten tweede: vergoedingen voor de landschapsbijdragen die boeren leveren. In een verstedelijkte samenleving zoals Nederland zijn deze bijdragen cruciaal voor de leefbaarheid, aantrekkelijkheid en biodiversiteit van het land. Dat vereist een effectief systeem van vergoedingen. Ook op dit gebied zijn er veel kansrijke initiatieven, maar verdere uitwerking en uitbreiding zijn noodzakelijk.

Ten derde – en misschien wel het belangrijkste: grondbeleid. Een belangrijke factor in de marktgedwongen onteigening is de prijs van landbouwgrond (tussen 2000 en 2024 gestegen van gemiddeld 39.000 tot 85.000 euro per ha). Het is een heikel politiek thema, maar wat zou het mooi zijn als we de grond in dit land bevrijden uit de handen van speculanten en onderbrengen bij de overheid – denk aan erfpacht zoals we die kennen in Amsterdam – of bij particuliere organisaties die een gemeenschappelijk belang nastreven – denk aan Land van Ons. Via dergelijke vormen van ‘gemeen­schapspacht’ kunnen ook bijdragen aan natuur en landschap en aan regionale voedsel­voorziening geregeld en gecompenseerd worden. Boeren moeten dan wel garanties krijgen over de duur van de pacht en de mogelijkheid om die door te geven aan opvolgers.

 

Laten we hopen dat de partijen die na de verkiezingen regeringsverantwoordelijkheid gaan dragen dergelijke stappen willen nemen en daarmee duizenden jonge boeren een kans bieden op een van de mooiste beroepen die er is: voedsel produceren, met natuur, op een eigen bedrijf, binnen een gemeenschap.

Kris van Koppen