Hoe verstaan wij dieren?
De manier waarop onze maatschappij omgaat met natuur wordt gekenmerkt door een op- merkelijke tegenstelling: nooit eerder veroor- zaakten mensen zoveel ecologische schade en nooit eerder was er zoveel sensibiliteit voor natuur. Het eerste kunnen we aflezen aan de alarmerende rapporten over biodiversiteit. Het tweede blijkt uit de aandacht in de weten- schap en de media voor rechten van natuur en communicatie met natuur. Meer dan ooit tevoren proberen we te begrijpen wat levende wezens – en ik richt me hier vooral op dieren – elkaar en ons te vertellen hebben.
Daarbij rijst al snel een fundamentele vraag: kunnen we dieren wel verstaan? Wat kunnen we als mensen zeggen over hoe dieren navi- geren, hoe ze onderling communiceren, hoe ze communiceren met ons? Lange tijd was dat vooral een filosofische vraag – zo schreef Thomas Nagel in 1974 een beroemd geworden essay: What is it like to be a bat? Maar tegen- woordig zijn er ook veel praktische onderzoe- kers die – anders dan de meeste filosofen – daadwerkelijk kijken naar dieren.
De recent overleden bioloog Frans de Waal was zo’n onderzoeker. Hij leerde ons een belangrijke les. We moeten bij het begrijpen van dieren oppassen voor antropomorfisme: het al te makkelijk projecteren van ons eigen denken op dat van dieren. Maar we mogen ook niet in de val lopen van ‘antropo-ontkenning’: het dogmatisch uitsluiten van menselijke gevoelens bij dieren.
Zijn waarschuwing houdt verband met de twee verschillende manieren waarop we natuur kunnen verstaan: als systeem van krachten en relaties, zoals we dat begrijpen vanuit de exacte natuurwetenschap; en als onderdeel van onze leefwereld, zoals we die beleven in geuren, kleuren en gevoelens. Exacte natuur- wetenschap heeft ons veel machtige kennis gebracht, maar tegen een prijs: in de funda- mentele wetten van de fysica en chemie is geen plaats voor geuren, kleuren en gevoelens zoals we die subjectief ervaren. Natuurweten- schap bekijkt de wereld als waarnemer, van de buitenkant. In het dagelijkse leven bekijken we de wereld ook als deelnemer, als een subject dat gevoelens en belevenissen kan delen met medemensen en – als we De Waal volgen – met mededieren.
Uit veel recent onderzoek blijkt dat dieren en mensen veel dichter bij elkaar staan dan we beseften. Door waarnemer- en deelnemer- perspectieven te combineren kunnen we komen tot een dieper begrip van wat dieren bezielt. Maar daar zitten grenzen aan. Je wer- kelijk voorstellen hoe het is om als een vleer- muis met echolocatie je weg te vinden blijft lastig omdat we dat zintuig nagenoeg missen. Wat dan rest is het besef dat er wél zoiets bestaat – de leefwereld van vleermuizen – al kunnen we die werkelijkheid niet vatten. Dat is grond voor verwondering en bescheidenheid. En die kunnen weer bijdragen aan een voor- zichtiger omgang met natuur.
KRIS VAN KOPPEN