vvm-logo-nieuw-150x150-medium.jpg

Landschap

Tijdschrift voor landschapsonderzoek

2023-3 Forum

Het Europese huis voor natuur

Met de Biodiversiteitstrategie 2030 en de Natuurherstelwet renoveert Europa haar huis voor natuur. Dat is nodig, want het bestaande huis, gebouwd op de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, lekte en kraakte. Maar hoe ziet het nieuwe huis eruit? Wordt de fundering verbeterd? Komt er een nieuwe verdieping bovenop? Door vóór- en tegenstanders worden uiteenlopende en soms bizarre claims verbonden aan de wet, variërend van herintroductie van pleistocene mega­fauna – aldus hoogleraar Arie Trouwborst – tot hongersnood in Europa – aldus euro­parle­mentarier Esther de Lange. Hoe de inmiddels afgezwakte wet er precies gaat uitzien is nog in onderhandeling. Maar de twee belangrijkste basisdocumenten – de Europese biodiversiteitstrategie 2030 en het voorstel voor de wet uit 2022 – zijn beschikbaar. Wat ik daarin lees roept vraagtekens op.

Anders dan bij de Vogel- en Habitat­richtlijnen, die via nationale wetgeving moesten worden toegepast, gaat het nu om een Verordening, die direct vanuit de EU wordt opgelegd. Met percentages – 30% van het land en van de zee beschermd in 2030; 25% van de landbouw biologisch – die voor elke lidstaat hetzelfde zijn. Deze standaardpercentages lijken te wringen met de grote verschillen in landgebruik tussen lidstaten. Sommige kampen met ver­arming van natuur en cultuur door leegloop van het platteland terwijl andere, Nederland voorop, hotspots zijn van intensieve productie. De 30% is één op één overgenomen van de zogeheten 30×30 doelstelling, aangenomen op de afgelopen Biodiversiteitstop in Montreal. Ook internationaal is er kritiek geleverd op het voorschrijven van generieke be­schermingspercentages zonder aan­dacht voor de specifieke situatie in landen en lokale gemeenschappen.

De onderbouwing van deze percentages voor Europa is bovendien krakkemikkig. Er wordt verwezen naar globale onderzoeks­rapporten die vaak gebaseerd zijn op grove schattingen en veronderstellingen, en die soms veel bescheidener zijn in hun conclusies dan de claims die de EC daarop baseert. De argumentatie is bovendien vrijwel geheel gericht op de bijdrage van ecosysteemdiensten – met name productie- en reguleringsdiensten – aan de economie. Over schoonheid, cultuur­historie, beleving, ethiek en andere cultu­rele waarden heb ik nauwelijks iets kunnen vinden. Wel is er veel nadruk op de bijdrage van natuurbeheer aan klimaat­herstel. Maar feitelijk is die bijdrage gering in vergelijking met de beperking van emissies van fossiele brandstoffen, op enkele specifieke situaties na (zoals veengebieden en permafrost; ook daar gaat het om in het verleden vastgelegde koolstof).

En dan zijn er de bestuivers – die spelen in de documenten een hoofdrol. Nu is de betekenis van pollinatie voor de landbouw onmiskenbaar. Maar stel dat er een slimme kleine drone wordt gemaakt die deze bestuiving overneemt – technologisch onderzoek is al volop gaande – zou dat ook maar iets afdoen aan de noodzaak om het insectenrijk te behouden? Een insectenrijk van een onnoemelijke complexiteit en schoonheid in zichzelf en bovendien een onmisbare bouwsteen van de natuur in haar geheel?

Het is goed dat de EU verder bouwt aan een huis voor natuur, maar ik denk dat een toekomstbestendig bouwwerk een betere fundering nodig heeft.

KRIS VAN KOPPEN