Boek
Het landschap van Noordoost-Twente
Harm Smeenge. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. 176 pagina’s, met register van geografische namen. € 29,95. ISBN: 9789053455722
Harm Smeenge promoveerde in 2020 op een uitgebreid onderzoek naar de ontwikkeling van het landschap van Noordoost-Twente, vanaf circa 11.000 voor Christus tot heden. Hij hanteerde daarbij een interdisciplinaire benadering waarin de wisselwerking tussen mens (cultuurhistorie), aarde (fysische geografie) en natuur (ecologie) centraal staat.
Deze publieksuitgave telt veel minder pagina’s dan het proefschrift en de helft daarvan is gevuld met fraaie illustraties, maar de benadering en thema’s uit het proefschrift zijn goed herkenbaar. Het gebied waar het om gaat omvat de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarsum, de gebieden met keileem langs de flanken daarvan, de rivierterrassen en -kommen van het Dinkeldal en de dekzandgebieden tussen Oldenzaal
en Tubbergen en ten westen van Manderveen. Deze vormen samen een voor Nederland unieke combinatie van landschappen vanwege de hoogteverschillen, de variatie in bodems en waterhuishouding en de cultivatie in de afgelopen eeuwen. In het eerste deel wordt dit landschap
geïntroduceerd en in de daarop volgende delen worden diverse thema’s uitgelicht. Zo zijn er hoofdstukken over het kerkelijke grootgrondbezit in de Middeleeuwen, de ligging van oude boerenerven, de plaggenlandbouw, de watermolens in het Dinkeldal, de markegemeenschappen en de ontginningen en ruilverkavelingen vanaf de jaren 1920. Twee hoofdstukken gaan in op archeologisch onderzoek op de Noordelijke Manderheide en de Hunenborch. Smeenge presenteert een rijk en degelijk onderbouwd beeld van (pre)historische ontwikkelingen en hun invloed op geografie en vegetatie. Door de thematische opbouw en een losse hantering van chronologie is er veel overlap tussen de hoofd-stukken. Voordeel is dat de hoofdstukken ook afzonderlijk gelezen kunnen worden.
Het boek laat goed zien hoe sterk de dynamiek in het landschap is en hoe belangrijk de wisselwerking tussen mens, bodem, water en vegetatie. Het is tevens een overtuigend betoog voor de bescherming van dit unieke landschap.
Net als het eerder besproken proefschrift van Michiel Purmer karakteriseert Smeenge zijn benadering als landschapsbiografie. Een opvallend verschil is dat mensen wél naar voren komen als fysieke actoren – plaggers, kanaalgravers, bebossers – maar nauwelijks als ‘auteurs’ die culturele betekenis geven aan het landschap – ontwerpers, natuurliefhebbers, bij de streek betrokken bewoners. Ook de nadruk op
bevolkingsgroei in dit hoofdstuk is niet sterk. De achteruitgang van het landschap in Noordoost-Twente komt niet “(d)oordat er meer mensen zijn dan ooit”. Gelukkig maar, want dan werd het lastig om iets te doen. Het boek – inclusief het lezenswaardige voorwoord van Pieter van Vollenhoven – laat juist zien hoe allerlei vormen van wisselwerking tussen mens en landschap een rol spelen en kunnen worden aangegrepen ter bescherming en herstel van dit prachtige gebied.
KRIS VAN KOPPEN